februari 12, 2010
Naar Bratunac en Redici
Een vroege tocht door besneeuwde bergen naar Bratunac. Met een Amerikaanse journalist, een bevlogen Sarajeefse theaterman, een Bosnische fotograaf die tijdens de oorlog in de VS zat en een pittig doorijdende zwijgende chauffeur rijden we over de Romanjia, de hoogvlakte, langs houten huisjes en door Han Pijesak, het dorp waar Mladic zich lang schuilhield. We passeren zogenaamde ‘radicaal’ Servische dorpen die in de oorlog wedijverden wie het extreemst was. Ik leer dat de huidige president van de RS (Republika Srpska) bij elke kruising van enig belang een bordje liet plaatsen richting Belgrado en hoe ver dat nog was. De journalist wil weten hoeveel Serviërs er straks bij de voorstelling in Srebrenica in de zaal zullen zitten. De theaterman laat weten dat hij het publiek van tevoren niet zal vragen vingers op te steken. Het interesseert ‘m geen sikkepit. Gelijk heeft ie, denk ik. Juist het constant bevragen hoeveel van welke etniciteit waar zijn, voedt het probleem. Geen slachtoffer zijn en alle positieve dingen belichten, is zijn credo. Als we Bratunac naderen is het stil in mijn hoofd. Bij Nova Kasaba draai je ‘de’ weg op. Vanaf hier is het uitzicht op de bergen gevuld met de gedachte dat hier nog veel massagraven moeten zijn. Over deze bergen probeerden mannen de enclave te ontvluchten. Over deze weg werden duizenden mannen naar hun executieplaats gebracht en stonden vrouwen en kinderen doodsangsten uit. We flitsen langs de lege fabriekshal van Kravica, waar moslimmannen stierven doordat ze samengepakt in deze hal een lading granaten over zich heen kregen. Maar het is ook het dorp waar veel Serviërs vermoord werden door de mannen van Naser Oric, een feit dat het Tribunaal niet kon bewijzen, en waarvoor hij vrij gesproken is. In Bratunac waarschuwt de fotograaf voor oplichtende taxi chauffeurs en dat ik eerst iemand moet laten regelen door mijn gastfamilie. Maar in mijn beste Bosnisch blijkt het ritje 5 km te zijn, 2 euro vijftig. In een gammele golf rijd ik naar Redici, waar Mevlida me met open armen ontvangt. Het ruikt naar frisse bergen, rivier en houtskoolvuur. Ik zak op de bank voor mijn eerste home-made kava.
I drive to Bratunac in a van with an American journalist, a energetic theatre man from Sarajevo and a photographer. We drive through so called radical Serbian villages, over the Romanjia, i enjoy the great nature. When we come on the road to Bratunac it is silent in my head. When you look at the mountains you are maybe looking to some hidden massgraves. We drive by Kravica where Muslimmen died and where Serbian village people died. It is so surrealistic to see the life here going on, with this absurd atrocities in the memory of the landscape. -How many Serbian youngsters will be in the theatre tonight- asks the journalist. -I won t ask them to raise their fingers- is the answer of the theatre man. -I don t care at all-. This focus on ethnicity, it makes the problem always there. In Bratunac I get out on my way for a taxi. A friendly old man brings me to Mevlida in Redici (Mevlida … Krankenschwester!), who welcomes me with home made kava. I am there.